Nederlandse vereniging voor groepsdynamica en groepspsychotherapie
Home / Research groepstherapie / Evidence Based Groepstherapie / Change in Attachment Dimensions in Women with Binge Eating Disorder

Change in Attachment Dimensions in Women with Binge-Eating Disorder

Maxwell, H., Tasca, G. A., Grenon, R., Faye, M., Ritchie, K. Bissada, H. & Balfour, L. (2017). Change in Attachment Dimensions in Women with Binge-Eating Disorder Following Group Psychodynamic Interpersonal Psychotherapy, Psychotherapy Research, DOI: 10.1080/10503307.2017.1278804

Verslag door Monique Leferink op Reinink

Abstract

Objective: To examine the role of attachment dimensions, including coherence of mind and reflective functioning, in developing and maintaining binge-eating disorder (BED) and in determining group psychotherapy outcomes for women with BED. We hypothesize that higher pre-treatment attachment dimension scores will predict better treatment outcomes for women with BED and will increase at follow-up.
Method: Women with BED attended 16 sessions of group therapy and completed the Adult Attachment Interview (AAI) at pre-treatment. Participants completed outcome measures (i.e., binge-eating frequency and symptoms of depression) at pre-, post-, six months, and 12 months post-treatment. Treatment completers completed the AAI at six months post-treatment.
Results: Treatment outcomes improved significantly from pre- to 12 months post-treatment. Greater Reflective Functioning scores at pre-treatment were related to greater decreases in binge eating across the four time points, whereas Coherence of Mind scores were not. For treatment completers, there were significant increases in Reflective Functioning at six months post-treatment, and about a third of treatment completers experienced clinically significant increases in both attachment dimensions at six months post-treatment.
Conclusions: Greater reflective functioning at the outset is important for improvements in binge eating in the longer term and group psychotherapy can facilitate change in reflective functioning.

Wat betekent dit voor de groepspsychotherapie en nvgp?

Dit onderzoek naar een groepspsychotherapeutische behandeling voor vrouwen met binge-eating disorder (BED) is interessant. Onderliggende hypothese is dat interpersoonlijke problemen tot negatieve gevoelens leiden of tot affectdysregulatie en dat dit weer leidt tot binge-eating. Interpersoonlijke problemen zouden met name voorkomen bij personen met een onveilige hechting. De gehechtheidsstijl bij de deelnemers aan dit onderzoek werd gemeten met het Adult Attachment Interview ( AAI ), waarbij de dimensies Reflective Functioning en Coherence of Mind als belangrijkste indicatoren werden gezien.
De hypothese van de onderzoekers was dat vrouwen met Binge Eating Disorder ( BED) met een hogere mate van reflectief functioneren ( een relatief lage hechtingsangst) meer zouden profiteren van 16 zittingen interpersoonlijke groepspsychotherapie dan vrouwen met een lagere score op reflectief functioneren ( een relatief hoge hechtingsangst). Dit bleek te kloppen. De tweede hypothese dat ook de mate van Coherence of Mind significant van invloed zou zijn op het behandelresultaat bleek niet te kloppen.
Het onderzoek werd gedaan bij 102 vrouwen, merendeel blank en hoogopgeleid, gemiddelde leeftijd was 44 jaar. Er waren twee onderzoeksgroepen: een groep met een lage hechtingsangst en een groep met een hoge hechtingsangst , gebaseerd op scores op de Need for Approval Scale van de Attachment Style Questionnaire. Onderzoekers kozen bewust voor een groepspsychotherapeutische behandeling van vrouwen met BED. Zij gaven een gestandaardiseerde voor BED ontwikkelde groepsbehandeling: Group Psychodynamic Interpersonal Psychotherapy (GPIP), 16 wekelijkse zittingen van 90 minuten. Deze methode integreert een interpersoonlijke en psychodynamische benadering. Onderzoekers verklaren de bevindingen van hun onderzoek als volgt: Vrouwen met een hoge score op Reflective Functioning zijn gemakkelijker in staat zich te engageren en gebruik te maken van therapeutische interventies . Zij herkennen eerder het verband tussen hechtingsbehoefte, negatief affect, dysfunctionele afweer en binge- eating. Bovendien generaliseren zij gemakkelijker wat zij hebben geleerd. Vrouwen met een lage score op Reflective Functioning zouden eerder ontregeld raken en hierdoor minder profiteren van de behandeling. Zij zouden kunnen profiteren van meer op emotieregulatie gerichte interventies. Dat de dimensie Coherence of Mind niet significant van invloed was op het behandelresultaat, wijten de onderzoekers aan de korte duur van de therapie. Daarnaast zien zij Coherence of Mind ook als een mogelijk meer stabiele trek die moeilijker te beïnvloeden is door interpersoonlijke interactie.
Bij dit onderzoek zijn wel wat kanttekeningen te plaatsen: het onderzoek is alleen gericht op vrouwen. Slechts 63 van de 102 participanten nam deel aan de follow-up 6 maanden na de behandeling. De nonresponders bleken bovendien voor aanvang van de behandeling hogere scores op Becks depressie schaal te hebben dan de respondenten. Vraag is dan ook in hoeverre comorbiditeit ( depressie naast BED) mede van invloed is geweest op de resultaten. Ook de korte duur van de behandeling geeft te denken wanneer het gaat om onderliggende angstige gehechtheid.
Toch is dit onderzoek van belang voor de groepspsychotherapie omdat het laat zien dat dit model van interpersoonlijk en psychodynamisch werken groepsleden leert effectiever met elkaar te communiceren, waardoor er minder negatief affect ontstaat en minder dysfunctionele afweer. Hierdoor vermindert binge-eating. Ook de suggestie om bij groepsleden met een lage score op Reflective Functioning meer emotieregulatie gericht te interveniëren lijkt mij waardevol.

Relevantie voor richtlijnen voor depressieO O O O O
Relevantie voor onderzoekO O O O O
Relevantie voor groepsbehandelingO O O O O
Relevantie voor teamcoachingO O O O O
Relevantie voor groepsdynamicaopleidingO O O O O
Relevantie voor groepstherapieopleidingO O O O O
Relevantie voor KP opleiding/Psychiatrie opleidingO O O O O